Clematis

Bosdruif
Soorten en natuurlijke verspreiding
Het geslacht Clematis behoort tot de familie Ranunculaceae (Boterbloemfamilie). Het geslacht kent wereldwijd meer dan 300 soorten met gezamenlijk een nog groter aantal cultuurvariëteiten, meestal van de Aziatische soorten, die als sierplant worden toegepast in tuinen. De meeste in Nederland voorkomende soorten en hybriden zijn uitheems en in de loop der tijd in Europa geïntroduceerd. Clematissoorten komen van nature voor in de gematigde streken van het noordelijk halfrond, sommige alleen in Azië of Eurazië, andere alleen in Noord-Amerika en Canada.
Morfologie
Het geslacht Clematis bestaat in hoofdzaak uit overjarige, liaanachtige, snelgroeiende klimplanten met slappe stengels die pas na enige jaren stevig worden. De stengels zijn bezet met tegenoverstaande, veervormig samengestelde bladeren waarvan sommige met draadvormige uitlopers waarmee ze zich om een tak of ander voorwerp kunnen winden. Sommige soorten zijn echter struikvormend en klimmen niet of nauwelijks en enkele zijn kruidachtige, vaste planten. De soorten in de gematigde streken zijn bladverliezend, die in de warmere gebieden groenblijvend. De bloei van de klimplanten is vaak uitbundig en opvallend met bloemkleuren die variëren van wit tot blauw-roze en purper-paars. Het wortelstelsel is doorgaans oppervlakkig.
Belangrijkste toepassingen
Een enkele keer worden de wilde soorten aangeplant in landschappelijke beplantingen, voor zover ze zich daar nog niet op natuurlijk wijze hebben gevestigd. Ze zijn drachtplanten voor bloem-bezoekende insecten.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
De soorten prefereren een kalkhoudende, enigszins vochtige, maar niet al te natte grond. De eisen die worden gesteld aan de vochtleverantie en bodemvruchtbaarheid variëren per soort. Voor de cultuurvariëteiten zijn die doorgaans wat hoger dan voor de wilde soorten waar een uitbundige bloemzetting wat minder van belang is. De soorten groeien niet op slecht gedraineerde bodems. De tolerantie voor wind, zoute wind en zeewind is per soort verschillend. Gemiddeld genomen zijn ze gevoelig tot matig gevoelig. De planten verdragen geen zware schaduw en groeien het beste op zonnige plaatsen, mits het oppervlakkige wortelstelsel voldoende wordt beschermd door de schaduw van de plant zelf zodat het niet teveel opwarmt.
Ziekten en plagen
Clematissoorten kennen een aantal ziekten en plagen, zoals bladvlekkenziektes, luis, vraat door slakken en rupsen, maar die zijn doorgaans niet beperkend voor de toepassing van de soorten. Sommige cultivars kunnen soms worden aangetast door stengelrot, veroorzaakt door onder meer Phoma clematidina die de stengel, meestal nabij de stamvoet, aantast en waardoor de plant verwelkt en het distale gedeelte afsterft. De gevoeligheid daarvoor verschilt sterk per soort en cultivar.