Crataegus laevigata

Tweestijlige meidoorn (geen richtlijnsoort)
Natuurlijk verspreidingsgebied
Het natuurlijk verspreidingsgebied van deze soort omvat Europa (incl. Nederland) en het noorden van Afrika.
Morfologie
De doornige, dichte struik of kleine boom bereikt een hoogte tot 6 m. Het 2 tot 5 cm grote, breed eironde, glimmend groene blad heeft 3 tot 5 korte, gezaagde bladslippen. De steunblaadjes zijn getand. De soort bloeit in mei. De witte, soms iets roze, anderhalve cm grote bloemen zijn met 8-12 stuks in een tuil geplaatst. De kelkbladen zijn alle breed driehoekig. De bloem heeft 2-3, soms 4 stijlen. De tot één cm grote, ronde tot eivormige, fel scharlakenrode vruchten bevatten 2-3 zaden.
Belangrijkste toepassingen
Generatief vermeerderd plantmateriaal wordt in de landschapsbouw gebruikt voor rand- en grensbeplantingen.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
De soort verdraagt schaduw matig en stelt vrij lage eisen aan de bodemvruchtbaarheid en aan het vochtleverend vermogen van de grond. De zuurgraad van de bodem dient hoger te zijn dan pH-KCl 4,5. De soort is redelijk tolerant voor droogte, weinig tolerant voor waterstagnatie en wel gevoelig voor strooizout. Buiten de groeiperiode zijn korte overstromingen geen probleem. Ook gevoelig voor windworp, scheef waaien en zeewind.
Ziekten en plagen
Er zijn geen specifieke aantastingen waarin C. laevigata zich onderscheidt van de andere meidoornsoorten.