Pinus nigra

Zwarte den (richtlijnsoort)
Natuurlijk verspreidingsgebied
Pinus nigra is inheems in Europa. Het is een gebergteboom, voornamelijk voorkomend in het Middengebergte. Doordat het verspreidingsgebied niet aaneengesloten is, kent de soort meerdere ondersoorten waaronder de Oostenrijkse den (P. nigra ssp. nigra syn. P. nigra var. austriaca, P. nigra var. nigra) en de Corsicaanse den (P. nigra ssp. Laricio, syn. P. nigra var. corsicana, P. nigra var. maritima). De Oostenrijkse den komt voor in het Middelgebergte van Zuidoost-Europa. De Corsicaanse den is een mediterraan-atlantische variëteit, voorkomend in Zuidwest-Europa en op Corsica en Sicilië.
Morfologie
Pinus nigra heeft een ovale tot piramidale kroonvorm. De soort is een matig tot snelle groeier. Over het algemeen groeit de Corsicaanse den sneller dan de Oostenrijkse den. De soort behoort tot de 2-naaldige soorten binnen het geslacht. De Corsicaanse den heeft iets lichter gekleurde en minder dicht ingeplante naalden dan de Oostenrijkse den en een wat lichtere schors. De naalden van de Oostenrijkse den zijn donkergroen. De Corsicaanse den heeft ook een meer piramidale groei dan de Oostenrijkse den.
Belangrijkste toepassingen
P. nigra wordt als regel via zaad vermeerderd en komt vrijwel uitsluitend voor in bossen en als sierboom in parken en/of plantsoenen. Tegenwoordig wordt P. nigra op kleine schaal geteeld voor bosbouwkundige doeleinden.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
De soort verdraagt schaduw matig en is vermoedelijk een halfschaduwsoort. Zwarte den heeft zich aangepast aan verschillende bodemtypen en habitats. Hij stelt over het algemeen lage eisen aan de bodemvruchtbaarheid en het vochtleverende vermogen van de bodem. De zwarte den kan het beste worden geplant op droge snel opwarmende gronden, zoals stuifzanden en duingronden. De soort is zeer tolerant voor droogte en weinig tolerant voor waterstagnatie. De Oostenrijkse den is wat minder gevoelig voor wintervorst dan de Corsicaanse den. Onder normale omstandigheden is de soort winterhard. Beide soorten zijn redelijk goed bestand tegen zeewind.
Ziekten en plagen
Armillaria spp. (vooral de sombere honingzwam), Heterobasidion annosum (dennenmoorder, wortelzwam), Rhizina undulata (koffievuurtjeszwam), Brunchorstia - taksterven (Scleroderris lagerbergii), Crumenulopsis sororia (stamkanker) en scheutsterfte (Diplodia sapinea syn. Sphaeropsis sapinea) kunnen enige schade aanbrengen.Soms wordt de soort aangetast door de dennenlotrups (Rhyacionia buoliana), de grote dennensnuitkever (Hylobius abietis), de gewone dennenbladwesp (Diprion pini) en door de roodzwarte dennencicade (Haematoloma dorsatum).