Salix pentandra
- Laurierwilg (geen richtlijnsoort)
- Natuurlijk verspreidingsgebied
- Het natuurlijke verspreidingsgebied van S. pentandra omvat Noord- en Midden-Europa. Het gebied grenst in het oosten tot in Siberië en in het zuiden tot in de Pyreneeën, Noord-Italië en Macedonië. De soort komt van nature voor in Nederland.
- Morfologie
- De laurierwilg is meestal struikvormig, maar kan tot een boom van 10 m uitgroeien. De bladeren zijn langwerpig, eirond met een lange fijne punt. De bovenzijde van het blad is donkergroen en glanzend. De uiteinden van de takken van de laurierwilg zijn kaal, glimmend en kleverig. Bloeitijdstip is van mei - juni.
- Belangrijkste toepassingen
- Vegetatief vermeerderd materiaal wordt aangeplant in het stedelijke gebied in straten, parken en plantsoenen. De soort is geschikt voor landschappelijke beplantingen en wordt daartoe soms ook wel door zaad vermeerderd.
- Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
- De laurierwilg komt voor in natte bossen en struwelen. De soort geeft de voorkeur aan vochtige tot natte en matig voedselrijke bodems. Het is een half-schaduwsoort maar verdraagt volle schaduw slecht. De soort is weinig tolerant voor droogte en tolerant voor waterstagnatie.
- Ziekten en plagen
- Er zijn geen specifieke ziekten en plagen waarmee met het gebruik van deze soort meer dan normaal rekening moet worden gehouden.
Salix |
Categorie: Opstanden, uitgangsmateriaal van bekende origine
Herkomstnaam | Beheerseenheid (lokale naam) | Locatie (NB/OL) | Coordinaten | Hoogte (m) | Opp (ha) | Oorspronkelijke herkomst | Doelstelling | Aanleg | Beheerder | Opmerkingen |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Roggebotzand-01 NL.SI.8.2.01-01 |
Dronten, Roggebotzand zz 059, 447k2 | 52.554N 5.809E | 183.6 507.5 | 5 | — | autochtoon | Ecologie | 2003 | Staatsbosbeheer | genenbank, 71 klonen |