Cornus mas
- Gele kornoelje (geen richtlijnsoort)
- Natuurlijk verspreidingsgebied
- Het natuurlijke verspreidingsgebied van de gele kornoelje (Cornus mas) omvat midden en Zuidoost-Europa, Klein-Azië en de Kaukasus. In Nederland komt de soort uitsluitend in Zuid-Limburg voor.
- Morfologie
- Cornus mas is een struik of kleine boom, die een hoogte van 6 - 8 m kan bereiken. De jonge twijgen zijn felgroen en aanvankelijk behaard. In de winter kenmerkt de soort zich door zijn dikke ronde bloemknoppen. De glanzend groene bladeren zijn lang toegespitst (5 - 10 cm) en aan de onderzijde behaard met niet tegenover elkaar staande zijnerven. De bloeiwijzen zijn vrijwel ongesteeld, klein en staan in okselstandige schermen met 4 gelige korte omwindselbladen en verschijnen vóór de bladeren. De bloemen zijn helder geelgekleurd. De soort bloeit vroeg in het voorjaar (februari - maart). De vruchten zijn kersrode, langwerpige steenvruchten.
- Belangrijkste toepassingen
- Gele kornoelje kan worden gebruikt in landschappelijke beplantingen. De soort wordt vermeerderd via zaad of stek.
- Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
- Cornus mas komt voor op min of meer vochtige, kalkrijke grond in struwelen en lichte loofbossen. De soort is tolerant voor droogte en weinig tolerant voor waterstagnatie.
- Ziekten en plagen
- Geen aantastingen van bijzondere betekenis.
Cornus |
Categorie: Opstanden, uitgangsmateriaal van bekende origine
Herkomstnaam | Beheerseenheid (lokale naam) | Locatie (NB/OL) | Coordinaten | Hoogte (m) | Opp (ha) | Oorspronkelijke herkomst | Doelstelling | Aanleg | Beheerder | Opmerkingen |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Roggebotzand-01 NL.SI.8.2.01-01 |
Dronten, Roggebotzand zz 008, 446b | 52.554N 5.809E | 183.6 507.5 | 5 | — | autochtoon | Ecologie | 2006 | Staatsbosbeheer | genenbank, 47 klonen |