Cornus mas

Gele kornoelje (geen richtlijnsoort)
Natuurlijk verspreidingsgebied
Het natuurlijke verspreidingsgebied van de gele kornoelje (Cornus mas) omvat midden en Zuidoost-Europa, Klein-Azië en de Kaukasus. In Nederland komt de soort uitsluitend in Zuid-Limburg voor.
Morfologie
Cornus mas is een struik of kleine boom, die een hoogte van 6 - 8 m kan bereiken. De jonge twijgen zijn felgroen en aanvankelijk behaard. In de winter kenmerkt de soort zich door zijn dikke ronde bloemknoppen. De glanzend groene bladeren zijn lang toegespitst (5 - 10 cm) en aan de onderzijde behaard met niet tegenover elkaar staande zijnerven. De bloeiwijzen zijn vrijwel ongesteeld, klein en staan in okselstandige schermen met 4 gelige korte omwindselbladen en verschijnen vóór de bladeren. De bloemen zijn helder geelgekleurd. De soort bloeit vroeg in het voorjaar (februari - maart). De vruchten zijn kersrode, langwerpige steenvruchten.
Belangrijkste toepassingen
Gele kornoelje kan worden gebruikt in landschappelijke beplantingen. De soort wordt vermeerderd via zaad of stek.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
Cornus mas komt voor op min of meer vochtige, kalkrijke grond in struwelen en lichte loofbossen. De soort is tolerant voor droogte en weinig tolerant voor waterstagnatie.
Ziekten en plagen
Geen aantastingen van bijzondere betekenis.