Pinus sylvestris

Grove den (richtlijnsoort)
Natuurlijk verspreidingsgebied
Pinus sylvestris heeft een groot natuurlijk verspreidingsgebied: het grootste deel van Europa en Noord-Azië. In Nederland komt de soort van nature waarschijnlijk niet meer voor. De soort is in vroegere klimaatsperioden (interglaciale perioden) wel inheems geweest, maar daarna verdrongen door andere soorten.
Morfologie
Pinus sylvestris heeft een lange levensduur, de bomen kunnen meer dan 300 jaar worden. Grove den behoort tot de 2-naaldige soorten binnen het geslacht; elk kortlot heeft slechts twee naalden. De naalden hebben zowel een platte als ronde kant. De kleur van de naalden varieert van geelgroen tot blauwgroen, maar is nooit zwartgroen zoals bij de Oostenrijkse den. In de jeugd is de boomkroon kegelvormig, op oudere leeftijd meer afgeplat schermvormig. De bast is aanvankelijk roodbruin, later overgaand in een grijsbruine, dikke schors met smalle schorsplaten. De bloei begint in mei. De mannelijke bloemen zijn geel, de vrouwelijke bloemen zijn groenrood. De kegels zijn conisch van vorm.
Belangrijkste toepassingen
De soort komt voor als generatief vermeerderde planten in parken en plantsoenen en in bossen. Het hout (grenen) is duurzamer dan sparrenhout en wordt veel toegepast als bouwhout.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
Pinus sylvestris is een lichthoutsoort met een groot aanpassingsvermogen zowel voor klimaat- als voor bodemomstandigheden. De soort is zeer tolerant voor droogte en redelijk tolerant voor waterstagnatie. Hoge grondwaterstanden (mits weinig fluctuerend) worden goed verdragen door de soort. Grove den kan goed tegen nachtvorst maar hij kan slecht tegen zeewind.
Ziekten en plagen
Pinus sylvestris is vatbaar voor onder meer de volgende ziekten: Heterobasidion annosum (dennenmoorder, wortelzwam), Armillaria spp. (echte en sombere honingzwam), Rhizina undulata (koffievuurtjeszwam), Phaeolus schweinitzii (dennevoetzwam), Melampsora pinitorqua (dennendraaiziekte), Endocronartium pini (harsdas), Crumenulopsis sororia (stamkanker), Lophodermium seditiosum (denneschot), Coleosporium tussilaginis (dennenaaldenroest) en Sphaeropsis sapinea (scheutsterfte).Plagen: Onder andere Tomicus piniperda (dennenscheerder), Rhyacionia buoliana (dennenlotrups), Cinara pini (dennentakluis), Diprion pini (gewone dennenbladwesp), de roodzwarte dennencicade (Haematoloma dorsatum) en de grote dennensnuitkever (Hylobius abietis).