Sorbus aucuparia
- Gewone lijsterbes, Wilde lijsterbes, Wilde of gewone lijsterbes (geen richtlijnsoort)
- Natuurlijk verspreidingsgebied
- Het verspreidingsgebied van S. aucuparia loopt van Europa tot en met Klein-Azië en Siberië. De soort komt, met uitzondering van het zeekleigebied, algemeen in Nederland voor.
- Morfologie
- De langzaam groeiende, al dan niet meerstammige, tot 12 m hoge boom heeft spaarzaam behaarde, spoedig glad wordende twijgen met viltige knoppen. Het oneven geveerde blad dat ongeveer 20 cm lang is heeft 9-17 bladparen en een relatief klein topblad. De 2-6 cm lange, spitse blaadjes hebben scherp gezaagde bladranden. De blaadjes zijn van boven donkergroen en van onderen grijsgroen. In het begin van het seizoen zijn ze enigszins behaard. De soort bloeit in mei. De 1 cm brede, roomwitte bloemen staan in veelbloemige, ongeveer 15 cm brede tuilen bijeen. De bolvormige, ongeveer één cm dikke bessen verkleuren in augustus en september oranjerood. De soort vormt een oppervlakkig, zwaar wortelstelsel. Het hout heeft geen handelswaarde.
- Belangrijkste toepassingen
- Generatief vermeerderd plantmateriaal wordt gebruikt in bossen en landschappelijke beplantingen.
- Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
- S. aucuparia is een redelijk schaduw verdragende soort, maar geeft de voorkeur aan een zonnige standplaats. Voorkomen dient te worden dat de stamvoet direct door de zon wordt beschenen. De soort is weinig tolerant voor droogte en weinig tolerant voor waterstagnatie. De soort vraagt een open, vrij lichte, liever droge dan vochtige bodem. Gevoelig voor wind, zeewind en strooizout.
- Ziekten en plagen
- Aantastingen van bacterievuur zijn herhaaldelijk waargenomen. Aanplant in singels in fruitteeltgebieden is daarom vanuit fytosanitaire overwegingen niet aan te raden. Misvorming van de kroon door het afsterven van takken a.g.v. aantasting door bastkanker (Nectria spp.) komt herhaaldelijk voor.
Sorbus |
Categorie: Opstanden, uitgangsmateriaal van bekende origine
Herkomstnaam | Beheerseenheid (lokale naam) | Locatie (NB/OL) | Coordinaten | Hoogte (m) | Opp (ha) | Oorspronkelijke herkomst | Doelstelling | Aanleg | Beheerder | Opmerkingen |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Anloo-01 NL.SI.4.3.14-01 |
Anloo, langs Anlooer diepje | 53.047N 6.680E | 241.7 563.0 | 6 | 3.6 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | houtwallen, > 30 individuen |
Heerenveen-01 NL.SI.4.4.13-01 |
Heerenveen, Nijehorne | 52.952N 6.042E | 199.0 551.9 | 2 | 1.9 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | houtwallen, > 30 individuen |
Heerenveen-02 NL.SI.4.4.13-02 |
Heerenveen, Nijehorne | 52.945N 6.054E | 199.8 551.1 | 1 | 0.6 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | houtwallen, > 30 individuen |
Heerenveen-03 NL.SI.4.4.13-03 |
Heerenveen, Nijehorne | 52.947N 6.061E | 200.3 551.3, 200.5 551.1 | 3 | 1.6 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | houtwallen, > 30 individuen |
Ootmarsum-01 NL.SI.1.3.15-01 |
Ootmarsum, Springendal | 52.433N 6.886E | 256.9 495.0 | 57 | 7.0 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | bos, > 50 individuen |
Roggebotzand-01 NL.SI.8.2.01-01 |
Dronten, Roggebotzand vak N445 | 52.557N 5.794E | 182.6 507.8 | 5 | 0.90 | autochtoon | Ecologie | 2015 | Staatsbosbeheer | genenbank, 90 klonen |
Rolde-01 NL.SI.4.3.21-01 |
Anderen, Holtstukken | 53.008N 6.682E | 241.9 558.7 | 10 | 3.7 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | houtwallen, > 30 individuen |
Tubbergen-01 NL.SI.1.3.02-01 |
Achterste Maten, Dinkelland | 52.384N 6.838E | 253.8 489.5, 253.6 489.2, 253.8 489.1 | 24 | 5.5 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | bosjes en singels, > 30 individuen |
Ubbergen-01 NL.SI.3.4.04-01 |
Ubbergen, Duivelsberg, Wylerberg | 51.816N 5.946E | 193.5 425.4 | 63 | 14.4 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | oud bos, > 100 individuen |
Zevenaar-01 NL.SI.1.2.12-01 |
Greffelkamp, Nevelhorst, afdeling 3G | 51.947N 6.103E | 204.2 440.1 | 14 | 2.6 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | bos, > 30 individuen |