Cornus sanguinea
- Rode kornoelje (geen richtlijnsoort)
- Natuurlijk verspreidingsgebied
- Het natuurlijke verspreidingsgebied van de rode kornoelje (Cornus sanguinea) omvat heel Europa, behalve het uiterste noorden.
- Morfologie
- De struik kan een hoogte van 4-6 m bereiken. De soort heeft bij uitlopen groene twijgen die geleidelijk naar rood verkleuren. De 4-10 cm lange tegenoverstaande bladeren zijn eirond, groen aan de bovenzijde en licht blauwgroen en enigszins wollig behaard aan de onderzijde. Het blad heeft een bladsteel van 1-1,5 cm en 3-4 paar opvallend met de bladrand meebuigende nerven. De soort bloeit in mei - juni. De geurende witte bloemen zijn in langgesteelde dicht behaarde tuilen geplaatst. De vruchten zijn ronde, 5-8 mm grote besachtige steenvruchten die bij rijpheid een glanzend paarszwarte kleur hebben.
- Belangrijkste toepassingen
- Rode kornoelje kan worden gebruikt in landschappelijke beplantingen. De soort wordt vermeerderd via zaad en worteluitlopers.
- Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
- Rode kornoelje komt voor in heggen, struwelen en oude grasgronden. De soort verdraagt halfschaduw en prefereert een vochtige grond. Ook op kalkhoudende bodems gedijt de soort nog goed. De soort is tolerant voor droogte en weinig tolerant voor waterstagnatie. Hij is gevoelig voor zout.
- Ziekten en plagen
- Geen aantastingen van bijzondere betekenis.
Cornus |
Categorie: Opstanden, uitgangsmateriaal van bekende origine
Herkomstnaam | Beheerseenheid (lokale naam) | Locatie (NB/OL) | Coordinaten | Hoogte (m) | Opp (ha) | Oorspronkelijke herkomst | Doelstelling | Aanleg | Beheerder | Opmerkingen |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Boxmeer-02 NL.SI.3.3.24-02 |
Oeffelt, Sluispolder | 51.713N 5.924E | 192.1 413.9 | 9 | 5.75 | autochtoon | Ecologie | — | Dhr. P. Jansen | heggen, > 30 individuen |
Boxmeer-03 NL.SI.3.3.24-03 |
Meerkampen, Koude Oord | 51.710N 5.944E | 193.5 413.6 | 10 | 2.07 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | oude houtwallen, > 30 individuen |
Boxmeer-04 NL.SI.3.3.24-04 |
Bergkampen, Rekgraaf | 51.623N 6.008E | 198.0 404.0 | 12 | 28.9 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | oude houtwallen, > 50 individuen |
Gulpen-01 NL.SI.3.6.10-01 |
Gulpen, Berghemerweg | 50.810N 5.894E | 190.7 313.5 | 110 - 120 | 1.7 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | houtwal, > 30 individuen |
Margraten-01 NL.SI.3.6.17-01 |
Margraten, rand Mettenbergbos | 50.845N 5.768E | 181.8 317.3 | 100 - 115 | 14 | autochtoon | Ecologie | — | Stichting het Limburgs Landschap | bos, > 30 individuen |
Oldenzaal-01 NL.SI.1.3.03-01 |
Koekenberg, De Dinkel | 52.305N 7.025E | 266.7 480.9 | 30 | 2.4 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | bosje, > 30 individuen |
Rheden-01 NL.SI.2.3.19-01 |
Rheden, Middachten, Havikerwaard | 52.025N 6.078E | 202.4 448.7 | 15 | 24 | autochtoon | Ecologie | — | Landgoed Middachten | houtkant/haag, > 30 individuen |
Roggebotzand-01 NL.SI.8.2.01-01 |
Dronten, Roggebotzand zz 009, 475b | 52.554N 5.809E | 183.6 507.5 | 5 | — | autochtoon | Ecologie | 2004 | Staatsbosbeheer | genenbank, 56 klonen |
Roggebotzand-02 NL.SI.8.2.01-02 |
Dronten, Roggebotzand zz 010,446b3 | 52.554N 5.809E | 183.6 507.5 | 5 | — | autochtoon | Ecologie | 2004 | Staatsbosbeheer | genenbank, 50 klonen |
Roggebotzand-03 NL.SI.8.2.01-03 |
Dronten, Roggebotzand zz 011, 445c | 52.554N 5.809E | 183.6 507.5 | 5 | — | autochtoon | Ecologie | 2006 | Staatsbosbeheer | genenbank, 42 klonen |
Valkenburg a/d Geul-01 NL.SI.3.6.21-01 |
Valkenburg, Gerendalsbos, Gerendal bij schaapsput | 50.842N 5.857E | 188.1 317.0 | 120 - 150 | 15 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | bos, >50 individuen |
Wittem-02 NL.SI.3.6.23-02 |
Wittem, midden-zuidrand Eyserbos | 50.829N 5.919E | 192.5 315.6 | 150 - 170 | 4 | autochtoon | Ecologie | — | Stichting het Limburgs Landschap | bosrand, > 40 individuen |