Myrica gale

Wilde gagel (geen richtlijnsoort)
Natuurlijk verspreidingsgebied
Het natuurlijke verspreidingsgebied van Myrica gale omvat het noorden en oosten van Noord-Amerika, West-Europa en het Oostzeegebied. De soort komt van nature voor in Nederland. In Nederland komt hij plaatselijk algemeen voor, maar het aantal gaat geleidelijk achteruit.
Morfologie
Wilde gagel is een lage, tweehuizige struik, die in het begin van de lente (april - mei) bloeit en daarna in blad komt. De bladeren zijn dofgrijs groen, omgekeerd eirond tot lancetvormig, naar de top getand, aan de onderzijde met harspunten en in de herfst afvallend. Na de bloei vallen de mannelijke katjes af. De vrucht is een afgeplatte, met klieren bezette steenvrucht.
Belangrijkste toepassingen
Wilde gagel kan worden gebruikt in landschappelijke beplantingen. In tuinen en perken wordt hij doorgaans aangeplant vanwege zijn geur en minder om zijn (vrij geringe) sierwaarde. De soort wordt vermeerderd via zaad en stek. Hij vormt echter regelmatig wortelopslag en kan ook daaruit worden vermeerderd.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
De soort komt voor in vochtige heidestreken, aan de rand van broekbossen en in natte duinvalleien. Wilde gagel geeft de voorkeur aan matig vochtige, zure, venige grond. Hij kan natte gronden goed verdragen, maar verdraagt geen kalkhoudende gronden. De soort is weinig tolerant voor droogte en zeer tolerant voor waterstagnatie. De tolerantie voor (strooi)zout is niet bekend, maar hij is matig tolerant voor zeewind.
Ziekten en plagen
Er zijn geen belangrijke aantastingen bekend.