Salix caprea

Boswilg (geen richtlijnsoort)
Natuurlijk verspreidingsgebied
Het natuurlijk verspreidingsgebied van de boswilg omvat bijna geheel Europa en Noord-Azië. De soort komt van nature voor in Nederland. S. caprea vormt natuurlijke hybriden met S. cinerea en S. aurita.
Morfologie
De soort kan zowel als struik en als boom opgroeien tot 15 m hoogte. De soort heeft ronde, elliptische bladeren, die 6-12 cm lang zijn. De bladeren zijn van boven donkergroen, glimmend en kaal, aan de onderkant grijsviltig behaard met sterk uitstekende nerven. De bladrand is gegolfd, gaafrandig, niet gezaagd. De bladeren hebben blijvende steunblaadjes. De twijgen zijn aanvankelijk grijs behaard, later kaal en bruin. De bloei is vroeg in het voorjaar (maart - april), voor het uitlopen van de bladeren. De mannelijke katjes zijn dik en geelwit.
Belangrijkste toepassingen
Vegetatief vermeerderd materiaal (door winterstek) wordt in het stedelijk gebied gebruikt in parken en plantsoenen. De soort is geschikt voor landschappelijke beplantingen soms wordt daarvoor uit zaad vermeerderd plantmateriaal gebruikt.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
De boswilg komt voor op rivierdijken, aan slootkanten, op vochtige zandgronden en veengronden en in bosranden. Hij stelt weinig eisen aan de bodemvruchtbaarheid. Boswilg is een half-schaduwsoort, maar en verdraagt volle schaduw slecht. De soort is weinig tolerant voor droogte en redelijk tolerant voor waterstagnatie.
Ziekten en plagen
Met uitzondering van de gevoeligheid voor Brenneria salicis (watermerkziekte) zijn er geen specifieke ziekten en plagen waarmee met het gebruik van deze soort meer dan normaal rekening moet worden gehouden.