Populus nigra
- Europese zwarte populier, Zwarte populier (richtlijnsoort)
- Natuurlijk verspreidingsgebied
- Het natuurlijk verspreidingsgebied van de zwarte populier omvat vrijwel heel Europa plus een deel van Noord-Afrika en Centraal- en West-Azië. Het strekt zich uit van het Middellandse Zeegebied in het zuiden tot ongeveer 64° noorderbreedte en van de Britse eilanden in het westen tot Kazahstan en China in het oosten.
- Morfologie
- De zwarte populier kan tot 35 m hoog worden. Hij heeft afstaande takken die een brede onregelmatige kroon vormen. De bladeren zijn ruitvormig en aan de top toegespitst, donkergroen en kaal en hebben een getande bladrand. De mannelijke en vrouwelijke katjes bloeien in maart-april. Ze zijn ongeveer 10 cm lang. De mannelijke katjes zijn paars van kleur. De vruchten zijn kortgesteelde twee-kleppige doosvruchten.
- Belangrijkste toepassingen
- De soort wordt gebruikt voor bossen, landschappelijke beplantingen, langs wegen en straten en in parken en plantsoenen. Rassen worden vegetatief (via winterstek) vermeerderd, maar autochtoon materiaal voor landschappelijke doeleinden (daarnaast) ook via zaad.
- Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
- De zwarte populier is een kenmerkende soort voor ooibossen en komt voor in rivierdalen en uiterwaarden. Het is een lichthoutsoort, die schaduw slecht verdraagt. De soort stelt geen bijzondere eisen aan de bodemvruchtbaarheid, echter wel aan het vochtgehalte van de bodem. De soort is weinig tolerant voor droogte en tolerant voor waterstagnatie.
- Ziekten en plagen
- Belangrijke plagen in zwarte populier zijn de rupsen van de wilgenhoutvlinder (Cossus cossus), hoornaarvlinder (Sesia apiformis) en satijnvlinder (Leucoma salicis).
Populus |
Categorie: Opstanden, uitgangsmateriaal van bekende origine
Herkomstnaam | Beheerseenheid (lokale naam) | Locatie (NB/OL) | Coordinaten | Hoogte (m) | Opp (ha) | Oorspronkelijke herkomst | Doelstelling | Aanleg | Beheerder | Opmerkingen |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gendt-01 NL.SI.6.1.05-01 |
Gelderse Poort, Gendtsche Polder | 51.856N 5.961E | 194.5 429.9 | 5 | 0.6 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | struweel en bos, > 100 individuen |
Millingen a/d Rijn-01 NL.SI.3.4.03-01 |
Millingen a/d Rijn, Millingerwaard | 51.879N 6.006E | 197.6 432.5 | 10 | 13 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | oud griend/ooibos, > 50 individuen |
Roggebotzand-01 NL.SI.8.2.01-01 |
Dronten, Roggebotzand | 52.554N 5.809E, 52.554N 5.807E |
183.6 507.5, 183.5 507.5 | 5 | 0.12 | autochtoon | Ecologie | — | Staatsbosbeheer | genenbank, 45 klonen |
Roggebotzand-02 NL.SI.8.2.01-02 |
Dronten, Roggebotzand vak N474 | 52.553N 5.821E | 184.4 507.4 | 5 | 0.3 | autochtoon | Ecologie | 2011 | Staatsbosbeheer | genenbank, 90 klonen |
Categorie: Klonen, getest uitgangsmateriaal
Herkomstnaam | Beheerseenheid (lokale naam) | Locatie (NB/OL) | Coordinaten | Hoogte (m) | Opp (ha) | Oorspronkelijke herkomst | Doelstelling | Aanleg | Beheerder | Opmerkingen |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Ankum NL.KT.8.3.01-11 |
— | — | — | 0 | NA | onbekend | Productie | — | — | zie rasbeschrijving |
Brandaris NL.KT.8.3.01-12 |
Vermeerderingstuinen Nederland | 52.349N 5.533E | 164.9 484.6 | 0 | NA | onbekend | Productie | — | Vermeerderingstuinen Nederland | zie rasbeschrijving Schalk_1983.pdf |
Loenen NL.KT.8.3.01-13 |
— | — | — | 0 | NA | onbekend | Productie | — | — | zie rasbeschrijving |
Schoorldam NL.KT.8.3.01-14 |
— | — | — | 0 | NA | onbekend | Productie | — | — | zie rasbeschrijving |
Vereecken NL.KT.8.3.01-15 |
Vermeerderingstuinen Nederland | 52.349N 5.533E | 164.9 484.6 | 0 | NA | onbekend | Productie | — | Vermeerderingstuinen Nederland | zie rasbeschrijving |
Wolterson NL.KT.8.3.01-16 |
Vermeerderingstuinen Nederland | 52.349N 5.533E | 164.9 484.6 | 0 | NA | onbekend | Productie | — | Vermeerderingstuinen Nederland | zie rasbeschrijving |