Juglans nigra

Zwarte walnoot (geen richtlijnsoort)
Natuurlijk verspreidingsgebied
Het natuurlijke verspreidingsgebied van Juglans nigra ligt voornamelijk in het oosten van de Verenigde Staten en in het zuidoosten van Canada waar de soort voorkomt in o.a. rivier- en beekbegeleidend bos. De soort is vermoedelijk in het begin van de 17de eeuw in Europa geïntroduceerd.
Morfologie
Juglans nigra is een vrij snelgroeiende lichtboomsoort; zeer intolerant voor schaduw. De bomen kunnen in het natuurlijk verspreidingsgebied tot 40 à 50 m hoog worden en in Nederland tot 35 m. De stam is diep gegroefd en vooral oudere stammen zijn donker van kleur. De jonge bruine twijgen zijn eerst behaard maar worden later kaal. De verspreidstaande geveerde bladeren zijn 30-60 cm lang en bestaan uit 12-23 blaadjes die langwerpig tot lancetvormig. Het eindblaadje in kleiner dan de zijblaadjes. De boom is eenhuizig en kort na de bladontwikkeling verschijnen de mannelijke hangende groene katjes en kleine vrouwelijke bloemen. De ronde vruchten zijn 4-5 cm groot en staan vaak met 2 à 3 bijeen. De bolster is aanvankelijk geelgroen maar verkeurd naar donkerbruin. De noot is 3-4 cm groot en is diep gegroefd. Zwarte walnoot vormt, waar mogelijk, een diepe penwortel. De zwarte walnoot bevat relatief veel juglon in de bladeren, bast en wortels die in de bodem de wortelontwikkeling van andere planten remt.
Belangrijkste toepassingen
De soort komt voor als weg- en straatbeplanting, in parken en plantsoenen. Voor bosdoeleinden wordt alleen generatief vermeerderd plantmateriaal gebruikt. Het hout van de zwarte walnoot wordt onder andere graag gebruikt in de meubel- en fineerindustrie.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
De zwarte walnoot is een lichtboomsoort die slecht competitie verdraagt. De soort stelt hoge eisen aan de bodemvruchtbaarheid en heeft een voorkeur voor voedselrijke gronden met een goede vochtvoorziening. De soort vraagt een diep doorwortelbare bodem waarbij kalkrijke en zandige leem- en kleibodems optimaal zijn. De soort is redelijk tolerant voor droogte en inundatie. De soort wordt o.a. door de penwortel vaak gezien als weinig gevoelig voor windworp, desondanks is de boom gevoelig voor takbreuk of zelfs stambreuk. De soort is winterhard maar gevoelig voor late voorjaarsvorst.
Ziekten en plagen
In Europa heeft de soort in het algemeen weinig last van ziekten en plagen. In Europa zijn o.a. meldingen van schade door de schimmel walnootbladinktpuntje (Ophiognomonia leptostyla) en ruige weerschijnzwam (Inonotus hispidus).