Rosa canina

Hondsroos (geen richtlijnsoort)
Natuurlijk verspreidingsgebied
Het natuurlijke verspreidingsgebied van de hondsroos omvat Europa, Noordwest-Afrika en West-Azië. De soort hoort van nature thuis in Nederland en is sinds lange tijd in cultuur. Van alle rozensoorten komt de hondsroos het meest algemeen voor.
Morfologie
De hondsroos is een tamelijk hoge struik, die 1-5 m hoog wordt. De takken met aanvankelijk groene twijgen zijn kaal met veel sterk haakvormige stekels en hebben later een bruine kleur. De 5 à 7 ovale blaadjes per bladsteel zijn 2-5 cm lang, hebben een gezaagde rand en zijn meestal kaal in tegenstelling tot de heggenroos en met weinig klieren. De hondsroos is geurloos. De 4-5 cm grote bloemen zijn roze of wit en staan in groepen van 2 of meer bijeen. De vrucht is een rode, ca. 2 cm grote, ovale bottel met afvallende kelkbladeren. De hondsroos bloeit in mei - juni.
Belangrijkste toepassingen
De hondsroos wordt via zaad of stek vermeerderd en is geschikt voor bossen, bosranden, landschappelijke beplantingen, heggen en struwelen. De soort vormt niet of nauwelijks wortelopslag.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
De soort komt van nature voor in bosranden, struwelen en heggen. Over het algemeen stelt hondsroos weinig eisen aan de bodem (bodemvaag), al geeft hij de voorkeur aan niet te zure en niet te arme bodems. De soort is redelijk tolerant voor droogte en weinig tolerant voor waterstagnatie. De soort verdraagt geen schaduw. De soort is gevoelig voor strooizout.
Ziekten en plagen
Behalve de al in de geslachtbeschrijving genoemde aantastingen treedt bij Rosa canina wel eens twijgsterfte op als gevolg van aantasting van de bast door de schimmel Myxosporium rosae.