Genista

Heidebrem
Soorten en natuurlijke verspreiding
Het geslacht Genista behoort tot de familie van de Fabaceae (Vlinderbloemigen). Het geslacht is nauw verwant aan Cytisus (brem) en Ulex (gaspeldoorn) en bestaat uit circa 140 soorten die voorkomen in Europa, Noord-Afrika en West-Azië. De meeste Genista soorten komen voor op het Iberisch schiereiland en de Balearen.
Morfologie
Het geslacht Genista bestaat voornamelijk uit bladverliezende struiken en kleine bomen. De takken en twijgen zijn vaak gedoornd en de bladeren zijn meestal enkelvoudig en soms 3-tallig tegenoverstaand. Ze vormen wortelknolletjes die bacteriën bevatten waarmee stikstof uit de bodemlucht kan worden omgezet in voor de plant opneembare stikstofverbindingen. Vele soorten vormen worteluitlopers na beschadiging van de bovengrondse delen.
Belangrijkste toepassingen
Naast de vele vegetatief vermeerderde cultuurvariëteiten die als sierstruik in tuinen worden toegepast, worden de wilde, doorgaans generatief vermeerderde, soorten soms aangeplant in landschappelijke beplantingen. De soorten zijn drachtplanten voor bloem-bezoekende insecten.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
Heidebrem soorten zijn vanwege hun bouw goed bestand tegen droogte en stellen weinig eisen aan de bodemvruchtbarheid, mede dankzij het stikstofbindend vermogen van de wortels. Ze verlangen een lichtzure tot licht kalkhoudende, goed ontwaterde bodem. Natte bodems en bodems met waterstagnatie worden slecht verdragen. De gevoeligheid voor vorst is variabel. Genista houdt van een warme zonnige standplaats.
Ziekten en plagen
Heidebrem kent een aantal ziekten en plagen, zoals bladvlekken ziekten en rupsenvraat, maar die doorgaans niet beperkend zijn voor de toepassing van de soorten.