Acer

Esdoorn
Soorten en natuurlijke verspreiding
Het geslacht Acer behoort tot de Sapindaceae (zeepboomfamilie). Het komt op bijna het gehele noordelijke halfrond voor, van 59° noorderbreedte (Alaska), via de gematigde en subtropische streken tot in de tropen. Het geslacht Acer is onderverdeeld in 16 secties, waarbinnen 230 verschillende soorten, ondersoorten, variëteiten en vormen worden onderscheiden. Hiernaast komen er ook nog hybriden voor. De voor Nederland belangrijkste soorten voor bos en landschap zijn: Acer campestre (veldesdoorn), Acer platanoides (Noorse esdoorn) en Acer pseudoplatanus (gewone esdoorn).
Morfologie
Tot de twee algemeen herkenbare eigenschappen van het geslacht behoren de tegenover staande knoppen, twijgen en takken en een tweedelige, gevleugelde splitvrucht. De in Nederland gebruikte soorten zijn bladverliezend. Het geslacht is een- of tweehuizig; de bloemen zijn eenslachtig.
Belangrijkste toepassingen
Vegetatief vermeerderd plantmateriaal van esdoorns wordt gebruikt voor lanen, straten en parken. Van de inheemse soorten A. campestre en A. pseudoplatanus wordt generatief vermeerderd plantmateriaal gebruikt in bossen en landschappelijke beplantingen. Op beperkte schaal wordt hiervoor ook generatief vermeerderd plantmateriaal van de soort A. platanoides gebruikt. Praktisch alle soorten van het geslacht Acer hebben in het voorjaar een sterke sapstroom die ontstaat door de hoge worteldruk. Snoei en beschadigingen moeten om die reden in het vanaf januari tot in hetvoorjaar worden voorkomen.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
In zijn algemeenheid vraagt Acer een diep doorwortelbaar, vochtleverend en voedselrijk bodemprofiel met een gemiddelde tot lage zuurgraad. Schaduw wordt meestal goed verdragen. De meeste soorten hebben een dunne bast, die gevoelig is voor zonnebrand. De gevoeligheid voor strooizout en zoute wind varieert per soort alsmede de tolerantie voor een hoge zuurgraad van de bodem.
Ziekten en plagen
Vooral in het kwekerijstadium en bij oudere bomen met een slechte conditie kan door het meniezwammetje (Nectria cinnabarina) schade ontstaan. Jonge bomen kunnen aangetast worden door verwelkingsziekte (Verticillium dahliae). Meeldauw (Uncinula bicornis of Uncinula tulasnei) kan in beplantingen bij ongunstige omstandigheden optreden, evenals bladvlekkenziektes, veroorzaakt door diverse schimmelsoorten zoals de inktvlekkenziekte (Rhytisma spp.), Pleuroceras pseudoplatani en Didymosporina aceris. Aantasting van Acer door bladluizen (o.a. Drepanosiphum platanoidis, Periphyllus villosus) kan leiden tot roetdauw (Dematiaceae). Overige aantastingen door dwergcicaden (Jassidea spp. en Tettigella viridis), galmuggen of -wespen (o.a. Aceria macrorrhyncha, Aceria pseudoplatani en Pediaspis aceris), of de hydrangea dopluis (Eupulvinaria hydrangeae) zijn echter weinig schadelijk.