Crataegus

Meidoorn
Soorten en natuurlijke verspreiding
Het geslacht Crataegus behoort tot de Rosaceae (rozenfamilie) en komt van nature voor in Europa, Noord-Amerika, Azië en het noorden van Afrika. Het geslacht omvat honderden soorten waarvan Crataegus laevigata (tweestijlige meidoorn) en Crataegus monogyna (eenstijlige meidoorn) van nature in Nederland voorkomen. Het is onduidelijk of ook Crataegus rhipidophylla (koraalmeidoorn) in Nederland voorkomt. Naast de soorten komen ook drie soorthybriden in het wild voor: (1) Crataegus x media (bastaardmeidoorn) is de hybride tussen Crataegus laevigata en Crataegus monogyna, (2) Crateagus x macrocarpa (grootvruchtige meidoorn) is de vermeende hybride tussen Crataegus laevigata en Crataegus rhipidophylla en (3) Crataegus x subsphaericea (synonym Crataegus × kyrtostyla) , de hybride tussen Crataegus monogyna en Crataegus rhipidophylla.
Morfologie
Het geslacht bestaat uit bladverliezende, al dan niet gedoornde bomen en struiken met een verspreide bladstand. De meestal enkelvoudige bladeren zijn ongedeeld en veerlobbig of veerdelig. De vijftallige bloemen staan doorgaans in tuilen bijeen. De op een appeltje lijkende vrucht, die eetbaar is, omsluit aan de top het zaad niet geheel. De vruchtkleur kan geel, rood, donkerblauw of zwart zijn.
Belangrijkste toepassingen
In landschappelijke beplantingen worden voor struik-, rand- en grensbeplantingen voornamelijk C. monogyna en C. laevigata gebruikt. Het wortelstelsel van met name C. monogyna biedt onvoldoende verankering, dit kan windworp of scheefwaaien tot gevolg hebben. Meidoorns vormen gemakkelijk waterlot; bij het snoeien dient men hiermee rekening te houden. Crataegus mag in verband met de gevoeligheid voor bacterievuur in bepaalde delen van het land niet worden aangeplant.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
Crataegus heeft het liefst een zonnige standplaats. Dit bevordert in het algemeen de bloei; de soort verdraagt in de jeugd wel lichte schaduw. Crataegus stelt weinig eisen aan de bodem maar een goede groei wordt bevorderd door voedselhoudende, vochtleverende en kalkhoudende gronden. Zure gronden worden niet verdragen. Het geslacht is matig gevoelig voor strooizout. Op sterk aan de wind blootgestelde plaatsen kan vooral bij zwakke onderstammen scheefwaaien optreden.
Ziekten en plagen
De belangrijkste aantasting wordt veroorzaakt door bacterievuur (Erwinia amylovora), waarbij de bestrijding veel aandacht vraagt. Aangetaste bomen dienen tijdig verzorgd of vernietigd te worden. Op Crataegus wordt verder regelmatig meeldauw (Podosphaera clandestina) aangetroffen. Deze schimmel veroorzaakt witte, meelachtige vlekken op de bladeren, die later bruin worden. Bladeren (en soms vruchten) kunnen worden aangetast door bladvlekkenziektes zoals Diplocarpon maculatum en meidoornschurft (Venturia crataegi). Meidoorn is een tussenwaard voor jeneverbesroest (Gymnosporangium clavariaeforme, Gymnosporangium confusum). Op Crataegus worden de volgende insectenplagen gesignaleerd: de bastaardsatijnvlinder (Euproctis chysorrhoea) en spinselmotten (Yponomeuta-soorten). Soms kunnen de struiken worden aangetast door de Perenprachtkever (Agrilus sinuatus) die stammen en takken "ringt" waarna de distale gedeelten afsterven.