Fagus

Beuk
Soorten en natuurlijke verspreiding
Het geslacht Fagus behoort tot de Fagaceae (Napjesdragersfamilie). Het geslacht omvat tien soorten die van nature voorkomen in de gematigde zone van het noordelijke halfrond, namelijk in het zuidoostelijke deel van de Verenigde Staten van Amerika (o.a. Fagus grandifolia, Fagus mexicana), in het westen van Europa (o.a. Fagus sylvatica), in het zuidoostelijke deel van China (o.a. Fagus engleriana) en in Japan (o.a. Fagus japonica, Fagus crenata). Fagus sylvatica is de enige belangrijke vertegenwoordiger van dit geslacht in Nederland.
Morfologie
De soorten zijn in het algemeen groot wordende bomen met een vrij gladde, dunne bast. De bloemen zijn eenslachtig en zowel de als mannelijke als vrouwelijke bloemen zitten op dezelfde boom. Bestuiving vindt plaats door de wind. De vruchten zijn enigszins langgerekte, spitsgepunte hoekige nootjes die zijn omgeven door een doorgaans harig bolster. De zaden worden door vogels verspreid. De groene tot (soms) roodbruine bladeren hebben een gladde tot geheel of gedeeltelijk getande bladrand. De afmetingen variëren al naar gelang de soort van 5-15 cm lengte tot 4-10 cm breedte.
Belangrijkste toepassingen
Bossen vormen de natuurlijke habitats voor de meeste soorten en de bomen worden vaak voor de houtoogst in bossen aangeplant met generatief vermeerderd materiaal. Het hout kent vele toepassingen (zaaghout, triplex, fineer, meubelhout, parket, etc.). Het hout is diffuusporig en is dicht-vezelig van structuur, maar de duurzaamheid is gemiddeld genomen vrij laag.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
Beuken zijn enigszins bodemvaag; ze komen op divers bodemtypes voor en verdragen zowel een zwak zure als basische bodem. Ze zijn matig droogteresistent. Waterstagnatie wordt slecht verdragen evenals harde zonnestraling op de stam door plotselinge blootstellen aan de zon (o.a. door dunning). De meeste soorten zijn gevoelig voor zout in de bodem en zoute wind (zeewind). Beuken zijn redelijk windvast. Wanneer ze omvallen is dat vaak vanwege aantastingen door wortelschimmels zoals (in Europa) Armillaria spp. en de Reuzenzam (Meripilus giganteus) die vaak weer zijn terug te voeren op wortelsterfte als gevolg van in het verleden opgetreden groeiplaatsveranderingen.
Ziekten en plagen
Beuken kennen een vrij breed scala aan infectieziekten en dierlijke aantastingen. Dit verschilt per soort en het gebied waarin de soort voorkomt. De belangrijkste zijn bastziekten (kankers) bladziekten, bastkevers en bladinsecten. Sommige zijn incidenteel (rupsenvraat) andere structureel (o.a. bastkanker), maar verschillend per individuele boom. Geen van de aantastingen is echter zodanig ernstig of epidemisch dat bij toepassing van de soorten speciale teeltkundige of sanitaire maatregelen noodzakelijk zijn.