Larix

Lariks
Soorten en natuurlijke verspreiding
Het geslacht Larix behoort tot de familie Pinaceae (dennenfamilie) en omvat ongeveer 15 soorten, waaronder Europese, Noord-Amerikaanse en Aziatische soorten. Lariksen komen voor in de koelere gematigde streken van het noordelijke halfrond (Alaska, Canada, Rusland, in de bergen ten zuiden van Noordoost-Amerika, de Alpen, Mongolië, Noordoost-China, Noord-Korea en Japan).
Morfologie
Lariksen zijn snelle groeiers en kunnen in hun natuurlijk verspreidingsgebied tot 50 m hoog worden. Het zijn naaldboomsoorten met een dunne, open kroon. De naalden van de lariks kleuren geeloranje in het najaar. In de winter verliest hij zijn naalden, als uitzondering binnen de dennenfamilie. Bij lariks groeien de knoppen uit tot lang- en kortloten, die beide naalden dragen. De kortloten staan in rozetten aan de bovenkant van de takken. De naalden en zaadschubben hebben een spiraalvormige stand. De bast is glad en grijs tot grijsbruin op jonge leeftijd, later wordt deze roodbruin tot bruin en gegroefd. De lariks is eenhuizig en bloeit in april. De mannelijke en vrouwelijke bloemen ontwikkelen zich meestal aan de kortloten. De kleine, rechtopstaande kegels zijn groen tot rood en later lichtbruin als ze rijp zijn. De kegels zijn opgebouwd uit over elkaar heen liggende schubben.
Belangrijkste toepassingen
Lariksen komen voor in bossen van koele, gematigde tot subarctische streken en als sierboom. Individuele bomen worden ook uitgezocht voor scheepsmasten.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
Lariks is een lichthoutsoort. De lariks groeit in losse, vruchtbare grond, maar bij voorkeur geen klei en heeft voorkeur voor een neutrale tot zure bodem. Hij heeft een grote behoefte aan vocht in de bodem, maar kan hoge grondwaterstanden slecht verdragen. De bomen kunnen goed tegen strenge winters en hete zomers (landklimaat), maar zijn wel gevoelig voor voorjaarsvorst. Lariksen zijn minder gevoelig voor windworp dan veel van de overige naaldhoutsoorten.
Ziekten en plagen
Lariksen kunnen worden aangetast door Heterobasidion annosum (wortelzwam of dennenmoorder), Phaeolus schweinitzii (dennenvoetzwam) en Armillaria spp. (honingzwam). Daarnaast nog door Lachnellula willkommii (larikskanker) en Meria laricis (naaldschot van lariks). Plagen: Coleophora laricella (lariksmineermot), Adelges laricis (larikswolluis), Cephalcia lariciphila (lariksspinselbladwesp) (lokaal), Hylobius abietis (grote dennensnuitkever), Ips cembrae (lariksbastkever) (lokaal), Lymantria dispar (plakker) (in Noord-Brabant) en Pristiphora laricis (lariksbladwesp).