Cytisus

Brem
Soorten en natuurlijke verspreiding
Het geslacht Cytisus behoort tot de familie van de Fabaceae (Vlinderbloemigen). Het geslacht is nauw verwant aan Genista (heidebrem) en bestaat uit ca. 70 soorten met de grootste diversiteit in het Middellandse zeegebied. In Nederland komen vrij veel soorten en hybriden voor, waarvan de meeste uitheems zijn (Zuid en Centraal Europa en Azië) en in de loop der tijd in Europa zijn geïntroduceerd en in cultuur gebracht.
Morfologie
Struiken van het geslacht Cytisus kenmerken zich door een bossige groei met dunne groene stengels en kleine bladeren. De meeste soorten hebben gele bloemen, maar sommige hebben ook andere kleuren (van wit tot paars). Op goed doorwortelbare gronden vormen ze een diepgaand wortelstelsel. Ze vormen wortelknolletjes die bacteriën bevatten waarmee stikstof uit de bodemlucht kan worden omgezet in voor de plant opneembare stikstofverbindingen.
Belangrijkste toepassingen
Naast de vele vegetatief vermeerderde cultuurvariëteiten die als sierstruik in tuinen wordt toegepast, worden de wilde, doorgaans generatief vermeerderde, soorten soms aangeplant in landschappelijke beplantingen en op losse zandgronden om verstuiving tegen te gaan. Ze zijn drachtplanten voor bloem-bezoekende insecten.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
Bremsoorten zijn vanwege hun bouw goed bestand tegen droogte en stellen overigens weinig eisen aan de bodemvruchtbarheid, mede dankzij het stikstofbindend vermogen van de wortels. Ze verlangen een lichtzure tot licht kalkhoudende, goed ontwaterde bodem. Natte bodems en bodems met waterstagnatie worden slecht verdragen. Ze zijn lichtbehoevend en groeien het beste in de volle zon. Gemiddeld genomen zijn ze tolerant voor wind, zeewind en zout. De gevoeligheid voor vorst is variabel.
Ziekten en plagen
Bremsoorten kennen een aantal ziekten en plagen, zoals bladvlekken ziekten en rupsenvraat, maar die doorgaans niet beperkend zijn voor de toepassing van de soorten.