Populus

Populier
Soorten en natuurlijke verspreiding
Het geslacht Populus behoort tot de Salicaceae (wilgenfamilie) en komt algemeen voor in de gematigde streken van het noordelijk halfrond. Op grond van de uiterlijke kenmerken wordt het geslacht verdeeld in 6 secties, waarvan er drie in Nederland veel voorkomen. Totaal kent het geslacht ongeveer 35 soorten, hiervan komen P. nigra en P. tremula van nature in Nederland voor.
Morfologie
Populieren zijn eenslachtige, tweehuizige loofbomen. Ze onderscheiden zich van het geslacht Salix, dat ook tot de wilgenfamilie behoort door een aantal belangrijke kenmerken: ze hebben gewoonlijk driehoekig tot ruitvormige bladeren, met door meerdere schubben bedekte bladknoppen en hangende katjes. Ze bloeien voor het uitlopen van de bladeren. De vrouwelijke katjes hebben één stamper en één stijl met twee stempels. De mannelijke bloemen zijn rood en hebben drie tot dertig meeldraden.
Belangrijkste toepassingen
Populieren worden veelvuldig aangeplant in Nederland, zowel in bosverband als in rijbeplantingen langs wegen, kanalen of erfafscheidingen. Ook als solitair drukt de populier zijn stempel op veel plaatsen; in het landschap en in steden. In tegenstelling tot veel andere boomsoorten wordt bij aanplant gebruik gemaakt van vegetatief (vnl. door winterstek) vermeerderd materiaal. Populieren worden om een veelvoud van redenen aangeplant. Zo bestaan er pure productiebeplantingen, waar een snelle productie van hout de enige doelstelling is. Daarnaast worden ze aangeplant voor het leveren van beschutting, bijvoorbeeld om vruchtboomgaarden heen. Niet alle rassen of soorten zijn geschikt om onder alle in Nederland voorkomende omstandigheden aangeplant te worden. Een verkeerde keus leidt tot teleurstelling. Het is daarom zaak goed te overwegen welk ras men op een bepaalde plaats zal planten. Van de meeste rassen is redelijk goed bekend wat de mogelijkheden en/of beperkingen zijn en deze zijn dan ook als zodanig aangegeven. Van de hier behandelde rassen van populier is aangegeven op welke wijze zij zijn ontstaan; hoe de vorm is op jeugdige en op oudere leeftijd (indien bekend); wanneer het uitloopstadium is; hoe de weerstanden tegen wind, roest (Melampsora larici-populina), Marssonina brunnea en bacteriekanker (Xanthomonas populi) zijn en hoe de groei zich ontwikkelt.
Klimaat- en groeiplaatseigenschappen
Populieren komen voor op lage en vochtige bodems, die mogen overstromen (bijv. uiterwaarden, stroomgebieden van beken). Stilstaand water en verzuurde gronden worden minder goed verdragen. De gevoeligheid van populieren tegen wind en zeewind varieert per soort en per ras. Sommige rassen zijn meer dan andere gevoelig voor tak- en kroonbreuk bij harde wind. Door hun vlakke beworteling zijn ze soms gevoelig voor windworp, maar dan als regel alleen op plaatsen waar ook zijwaartse beworteling beperkt mogelijk is. Populieren zijn lichthoutsoorten.Daar de invloed van diverse groeiplaatsomstandigheden in verschillende delen van ons land van elkaar verschilt is het noodzakelijk bij de rassenkeuze onderscheid te maken tussen het kustgebied, de overgangszone en het binnenland (zie figuur). Bij de toepassingsmogelijkheden van de rassen wordt hier naar verwezen. Omdat de wind binnen een gebied van plaats tot plaats sterk kan verschillen moeten ook plaatselijke omstandigheden bij de keuze een rol spelen. * Het kustgebied. De groei en de vorm van de bomen wordt hier sterk beïnvloed door wind. Roest is hier vrijwel geen probleem omdat lariks slechts sporadisch in het kustgebied voorkomt. Aantasting door deze bladziekte wordt meestal pas aan het einde van de vegetatieperiode gevonden.* De overgangszone. In het verleden werden in sommige delen van Flevoland vooral de hybride balsempopulieren en Westamerikaanse balsempopulieren sterk aangetast door de populierenglasvlinder (Paranthrene tabaniformis). Om die reden moet grootschalige aanplant van deze populieren daar worden afgeraden. In Nederland komt populieren glasvlinderschade buiten deze polders slechts sporadisch voor.* Het binnenland. Indien geen windschade of roestaantasting te vrezen is kan men in dit gebied alle rassen gebruiken. Waar gevaar voor roest bestaat wegens het voorkomen van lariks in de omgeving (3_5 km) is de keuze beperkt tot rassen met een uitstekende tot een voldoende weerstand tegen roest.
Ziekten en plagen
Het geslacht populier kent een vrij groot aantal infectieziekten en dierlijke aantastingen. Veel daarvan zijn weinig schadelijk en zullen hier verder buiten beschouwing worden gelaten. Anderen zijn daarentegen zodanig bedreigend voor de gezondheid van de boom dat men er bij de soortkeuze rekening mee moet houden. Deze betreffen de populierenroest, de bladvlekkenziekte en de bacteriekanker.Populierenroest is een bladvlekkenziekte die wordt veroorzaakt door schimmels van het geslacht Melampsora. Afhankelijk van de soort roest zijn er diverse tussenwaardplanten: o.a. Allium en Larix. Vooral Melampsora larici-populina die de lariks als tussenwaard heeft is van belang. Of populieren daardoor worden aangetast hangt samen met de gevoeligheid van het ras en met de aanwezigheid van lariks. Tot op welke afstand lariks een bedreiging vormt voor de groei van een roestgevoelig ras is afhankelijk van veel factoren. Lariks op 3_5 km afstand is te beschouwen als een aanvaardbaar risico. In de afgelopen 25 jaar zijn in Noordwest-Europa vijf fysio's (fysiologische rassen) van populierenroest aangetoond. Bij soorten zoals P. x canescens speelt roest een minder belangrijke rol. De soort is weliswaar gevoelig voor o.a. Melampsora larici-tremulae (eveneens met lariks als tussenwaard), maar de boom wordt niet op grote schaal in bosverband aangeplant. Bij P. nigra hebben alle rassen voor alle roestfysio's een matige weerstand. Bij P. x canadensis, P. trichocarpa en de balsemhybriden is bij de rasbeschrijving aangegeven hoe de weerstand van de rassen voor elk van de vijf fysio's is. Voor een klein aantal rassen is de weerstand tegen fysio E5 nog onvoldoende bekend. Dit geldt ook voor de gevoeligheid in het veld van de rassen voor alle vijf fysio's. Van jaar tot jaar verschilt de intensiteit van roestplagen sterk evenals de onderlinge verhouding waarin de fysio's voorkomen. Bovendien zijn de fysio's onderling op het oog of met de microscoop niet te onderscheiden. Dit kan slechts gedaan worden met behulp van een referentieset van populierenklonen waarvan de gevoeligheden bekend zijn.Een andere serieuze bladvlekkenziekte wordt veroorzaakt door schimmels van het geslacht Marssonina, waarvan Marssonina brunnea de bekendste is. Op de bladeren ontstaan olijfgroene tot bruinzwarte vlekken. Bij een ernstige aantasting treedt voortijdige bladval op. De intensiteit van aantasting varieert per jaar.Aantasting door bacteriekanker veroorzaakt door de bacterie Xanthomonas populi, geeft bastkankers op de stam en rondom de takken waarbij de distale takgedeelten afsterven. In de omgeving van door bacteriekanker aangetaste bomen moet men alleen rassen met een meer dan voldoende weerstand tegen deze ziekte planten. Velling van aangetaste bomen en aanplant van voldoende resistent materiaal zijn echter de enige juiste oplossingen om te voorkomen dat de nieuwe aanplant aangetast wordt.Een andere bastkanker waarvoor de gevoeligheid varieert per soort en cultivar is de bastbrand veroorzaakt door de schimmel Cryptodiaporthe populea. Deze wordt echter beschouwd als gelegenheidsparasiet die de bomen alleen aantast wanneer ze door andere oorzaken zijn verzwakt, zoals regelmatig optredende aantastingen van populierenroest. De keuze van een goede standplaats en voor roesttolerante cultivars is in dit opzicht belangrijker dan de keuze voor een voor bastbrand minder vatbare soort.Van de dierlijke aantastingen zijn met name de bladvretende en houtborende insecten van belang. Deze komen echter bij iedere soort en cultivar in meer of minder mate voor en men kan daar met een gerichte boomsoortenkeuze in feite niet zoveel aan doen. Als het gaat om het beheersen van een aantasting zal het accent dan ook vooral liggen op het nemen van de juiste cultuurmaatregelen.Van de bladvretende insecten was in het verleden vooral die van de satijnvlinder (Leucoma salicis) plaatselijk nog wel eens problematisch door de totale kaalvraat van beplantingen, maar de afgelopen jaren hebben serieuze plagen zich niet meer voorgedaan.Meer serieus zijn aantastingen door houtborende insecten zoals de wilgenhoutrups (Cossus cossus), de horzelvlinder (Sesia apiformis) de grote en kleine populierenboktor (resp. Saperda carcharias en Saperda populnea) en de populierenglasvlinder (Paranthrene tabaniformis). De populierenglasvlinder kan, vooral in jonge beplantingen aanleiding zijn tot topbreuk van de kroon. De wilgenhoutrups komt vooral in landschappelijke beplantingen voor. De structuur van de boom kan er zodanig door verzwakken dat de boom een veiligheidsrisico voor de omgeving vormt.Soms kan veel bladvraat optreden door populieren haantjes (Chrysomela-soorten) en wilgenhaantjes (o.a. Phyllodectasoorten). Op jonge stengels komt soms populierentakluis (Pterocomma populeum) voor.