Uitleg categorieën en typen uitgangsmateriaal

In de rassenlijst zijn de aanbevolen herkomsten op grond van bepaalde selectiecriteria onderverdeeld in vier categorieën: Getest uitgangsmateriaal / Gekeurd uitgangsmateriaal / Geselecteerd uitgangsmateriaal / Materiaal van bekende origine, speciaal voor autochtone Nederlandse herkomsten. De Naktuinbouw zorgt voor de certificering van teeltmateriaal afkomstig van uitgangsmateriaal in één van deze categorieën. 

De vier categorieën zijn afkomstig van de EU Richtlijn 1999/105/EG. Voor richtlijnsoorten mag uitsluitend teeltmateriaal afkomstig van geregistreerd uitgangsmateriaal in de Rassenlijst Bomen verhandeld worden voor bosbouwkundige doeleinden.  

Vier kwaliteitscategorieën 

Hier worden de vier kwaliteitscategorieën beschreven en ook de typen uitgangsmateriaal die binnen deze categorieën vallen en in de Nederlandse Rassenlijst Bomen voorkomen. 

1. Van bekende origine (SI: Source identified) 

Teeltmateriaal dat is afgeleid van uitgangsmateriaal bestaande uit een binnen één herkomstgebied gelegen autochtone zaadbron of autochtone opstand. 

Opstanden, uitgangsmateriaal van bekende origine (SI) 

Bij de intrede van de categorie ‘van bekende origine’ in 2002, werd niet langer louter op bosbouwkundige (productie) aspecten gelet, maar tevens op de ecologische aspecten van het gebruik van bepaald teeltmateriaal. In de categorie ‘van bekende origine’ wordt uitsluitend autochtoon plantmateriaal opgenomen van populaties, die ivm een voldoende genetische variabiliteit minimaal uit 30 individuen bestaan; bomen en struiken met een plaatselijk grote ecologische waarde kunnen op deze wijze gecertificeerd en betrouwbaar gecontroleerd op de markt gebracht en verhandeld worden.  

2. Geselecteerd (S: Selected) 

Teeltmateriaal afkomstig van herkomsten die volgens de EU-normen op populatieniveau op uiterlijk (fenotype) geselecteerd zijn. 

Opstanden, geselecteerd uitgangsmateriaal (S) 

Op basis van een beoordeling van de ouderopstand (dus niet het teeltmateriaal zelf) wordt verwacht dat het teeltmateriaal op grond van bepaalde biologische wetmatigheden een zekere geschiktheid voor aanplant bezit. Hierbij is afhankelijk van de boomsoort gelet op boomvorm, takkigheid, dikte en stand van de takken, uitloopstadium, groei- en gezondheidsaspecten. Deze opstand is verder niet getest door wetenschappelijk onderzoek voor deze eigenschappen.  

3. Gekeurd (Q: Qualified) 

    Teeltmateriaal dat is afgeleid van uitgangsmateriaal (zaadgaarden, ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen), waarvan de componenten individueel op uiterlijk (fenotype) geselecteerd zijn. 

    Zaadgaarden, gekeurd uitgangsmateriaal (ZQ) 

    Hierbij worden de beste individuen individueel geselecteerd (zogenaamde plusbomen), hetzij fenotypisch, hetzij op basis van hun nakomelingen en vervolgens via vegetatieve vermeerdering bij elkaar geplaatst.  

    Klonen, gekeurd uitgangsmateriaal (KQ) 

    Hierbij gaat het om klonen van één oorspronkelijke uitgangsplant, die geselecteerd is op kwaliteit en identificeerbaar is op basis van onderscheidende kenmerken. 

    4. Getest (T: Tested) 

      Teeltmateriaal afkomstig van uitgangsmateriaal (opstanden, zaadgaarden, ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen), dat in goed aangelegde proeven haar meerwaarde bewezen heeft boven geaccepteerde standaards. 

      Opstanden, getest uitgangsmateriaal (T) 

      nakomelingen van verschillende ouderopstanden worden in goed aangelegde proefvelden met elkaar vergeleken (herkomstenonderzoek). Alleen die ouderopstanden die op deze wijze hun meerwaarde hebben bewezen zijn opgenomen in deze categorie. Hierbij is afhankelijk van de boomsoort onderzoek gedaan naar op boomvorm, takkigheid, dikte en stand van de takken, uitloopstadium, groei- en gezondheidsaspecten. 

      Zaadgaarden, getest uitgangsmateriaal (ZT) 

      De nakomelingen van de ouderplanten in de zaadgaard  hebben hun waarde bewezen in goed aangelegde proeven. Hierbij is afhankelijk van de boomsoort onderzoek gedaan naar op boomvorm, takkigheid, dikte en stand van de takken, uitloopstadium, groei- en gezondheidsaspecten. 

      Klonen, getest uitgangsmateriaal (KT) 

      de nakomelingen van de ouderplant hebben hun waarde bewezen in goed aangelegde proeven. Hierbij is afhankelijk van de boomsoort onderzoek gedaan naar op boomvorm, takkigheid, dikte en stand van de takken, uitloopstadium, groei- en gezondheidsaspecten. 

      6 typen uitgangsmateriaal vanuit de EU-richtlijn 

      1. Zaadbron: de bomen in een gebied waar zaad wordt verzameld.
      2. Opstand: een afgebakende, wat samenstelling betreft voldoende uniforme populatie bomen.
      3. Zaadgaard: aanplanting van geselecteerde klonen of families die wordt afgeschermd of beheerd teneinde bestuiving door externe stuifmeelbronnen te voorkomen of te beperken en die wordt beheerd om veelvuldige, overvloedige en gemakkelijke zaadoogsten te verkrijgen.
      4. Ouderplanten van een familie: bomen die ter verkrijging van nakomelingschap worden gebruikt door gecontroleerde of vrije bestuiving van één geïdentificeerde, als moederplant fungerende ouderplant met het stuifmeel van één ouderplant ('full-sib'-nakomelingschap) respectievelijk van een aantal al dan niet geïdentificeerde ouderplanten ('half-sib'-nakomelingschap).
      5. Kloon: een groep individuen (ramets) die door vegetatieve vermeerdering, van één oorspronkelijke uitgangsplant (ortet) zijn afgeleid;
      6. Mengsel van klonen: een mengsel van geïdentificeerde klonen in welbepaalde verhoudingen.

      Wanneer welk type uitgangsmateriaal uit welke categorie gebruiken? 

      Optimaal gebruik van de Rassenlijst houdt in al voor het bestellen van een bepaalde herkomst, tijdig bij een boomkweker kenbaar maken waar de voorkeur naar uit gaat. De kweker kan dan op zijn beurt daarmee rekening houden bij het bestellen van zaden van de gewenste herkomst. De voorkeur voor bepaalde herkomsten hangt af van de doelstelling van de aanplant.  

      Bij de intrede van de categorie ‘van bekende origine’ in 2002, werd niet langer louter op bosbouwkundige (productie) aspecten gelet, maar tevens op de ecologische aspecten van het gebruik van bepaald teeltmateriaal. Is de doelstelling meer ecologisch, dan is materiaal afkomstig uit de categorie SI (van bekende origine) geschikt, dit betreft autochtoon materiaal. Zo kan het bij herstelwerkzaamheden in een natuurgebied gewenst zijn plantmateriaal te gebruiken van autochtone herkomst. Wordt bijvoorbeeld een eikenbeplanting aangelegd met de bedoeling hoogwaardig hout te produceren, dan kan het beste gevraagd worden naar plantmateriaal van de categorieën geselecteerd, gekeurd of getest. Bij de categorie ‘gekeurd’ en ‘getest’ is de zekerheid dat dit materiaal op zal groeien tot een opstand met een groot aantal goede ‘kwaliteit stammen’ het grootst. 

      Voor uitgebreidere informatie, raadpleeg de pagina kwaliteit